In het doctoraat dat Wannes Voorend verdedigt op 15 mei 2014 is gewerkt aan innovatieve strategieën om de beschikbaarheid van suikers in de celwand én de biomassaopbrengst te verhogen in grasachtigen. Het doctoraat wijst op een dilemma: zijn grotere maïsplanten minder verteerbaar?
Grotere maïsplanten leveren meer biomassa op. Een maïslijn met verhoogde aanmaak van het plantengroeihormoon gibberellinezuur kan tot 40 procent extra hoogte winnen. Qua beschikbare biomassa is dat een goede zaak.
Bij deze grotere planten zit er echter meer lignine in de stengel. Dat blijkt uit één van de proeven die Wannes Voorend heeft uitgevoerd. Lignine is de ‘plakstof’ in de celwand die een plantendeel stevig maakt. Tegelijk bemoeilijkt lignine de verteerbaarheid van de celwand.
In dit doctoraat werden verschillende genen die actief zijn in de lignine-aanmaak onderbroken. Dit zorgde voor een verbeterde beschikbaarheid van de suikerrijke cellulose in de celwand van zowel maïs als het relatief nieuw modelgras Brachypodium distachyon.
Wannes Voorend: “De conclusie van mijn onderzoek is dat we bij veredeling zowél de plantgroei en beschikbare biomassa als de celwandverteerbaarheid moeten volgen. Een verhoogde groei kan een negatief effect hebben op de celwandverteerbaarheid. Omgekeerd heeft in het verleden het onderdrukken van de ligninebiosynthese vaak geresulteerd in een reductie van de biomassaopbrengst.”
Openbare verdediging
Het doctoraal proefschrift ‘Verhoging van de biomassaopbrengst en toegankelijkheid van de celwand voor fermentatie in Brachypodium distachyon als model en Zea mays als gewas’ van Wannes Voorend wordt verdedigd op 15 mei om 16 uur in de Jozef Schell zaal van het VIB, Technologiepark 927, 9052 Zwijnaarde.