Het paratuberculoseprogramma van de Belgische zuivelketen gaat met bijna 3.000 deelnemende Vlaamse beslagen, zijn negende werkjaar in. Vlaamse melkveehouders die nog wensen in te stappen, kunnen zich steeds inschrijven bij DGZ.
Ruim 60 procent van de deelnemende beslagen moest het afgelopen werkjaar screenen. Aan het einde van werkjaar 8 geeft dit volgende verdeling in niveaus:
Opvolgingsniveau |
Aantal beslagen |
---|---|
A > Bedrijven met laag risico |
1.995 |
B > Bedrijven met gematigd risico |
184 |
C > Bedrijven met ongekend of hoog risico |
127 |
Nieuwe inschrijvingen |
650 |
Ruim 86 procent van de deelnemers eindigde na de laatste screening met een A-niveau. Deze bedrijven hebben een laag risico op de aanwezigheid van ziektekiemen in de melk omdat er geen of een beperkt aantal positieve dieren werden teruggevonden die binnen de korte opruimingsperiode werden afgevoerd (binnen de 2 maanden). Deze beslagen worden om de 2 jaar serologisch gescreend. Op een kleine 70 procent van de beslagen met opvolgingsniveau A kon geen enkel positief dier (meer) worden aangetoond.
8 procent van de deelnemers eindigde na de laatste screening met een B-niveau. Deze bedrijven hebben eerder een gematigd risico op de aanwezigheid van ziektekiemen in de melk omdat de positieve dieren die werden teruggevonden binnen de algemene opruimingsperiode (die loopt tot 31 mei), werden afgevoerd. Deze beslagen worden jaarlijks serologisch gescreend.
Bedrijven met een hoge besmettingsgraad komen in aanmerking voor alternatieve opvolging. Een dierenarts van DGZ zal deze bedrijven individueel begeleiden om met behulp van bijkomende maatregelen de ziekte te bestrijden.
Bij 35 procent van alle deelnemers waren in de laatste screening één of meer dieren seropositief. Deze beslagen wordt aangeraden om via bijkomende managementmaatregelen de ziekte ook effectief te bestrijden. Enkel positieve dieren opruimen en verder niks ondernemen geeft in eerste instantie vaak een stijging van het aantal positieve dieren.
“Ook op beslagen die geen seropositieve dieren hadden in de screening, is de nodige voorzichtigheid geboden”, waarschuwt DGZ. “Misinterpretatie van opvolgingsniveau A kan leiden tot een teleurstelling twee jaar later. Door het trage verloop van de ziekte zijn antistoffen bij besmette dieren immers pas aantoonbaar vanaf de leeftijd van 2 à 3 jaar en soms nog later. Zo zien we dat op 160 beslagen die in een vroegere screening geen enkel positief dier hadden, nu plots wel positieve dieren opduiken. Omgekeerd zijn er beslagen die nu negatief testen, maar voorheen wel positieve dieren hadden. Zeker op deze beslagen wordt regelmatig onderzoek van alle dieren ouder dan 30 maanden aangeraden.”
Wie vragen heeft over de paratbc-bestrijding op zijn bedrijf, kan steeds contact opnemen met een dierenarts gezondheidszorg herkauwers van DGZ via de helpdesk (tel. 078 05 05 23 of e-mail helpdesk@dgz.be).