In 2020 voerde Veepeiler Rund 83 bedrijfsbezoeken uit voor diergeneeskundige tweedelijnsondersteuning. Vruchtbaarheid, productiedaling en Mycoplasma bovis waren de belangrijkste oorzaken van bedrijfsproblemen. Ziehier de belangrijkste conclusies van de Veepeilerprojecten die afgelopen jaar werden afgerond.
Economische en adequate peiling metabole gezondheid op stalniveau
De transitieperiode is voor melkvee cruciaal. Monitoring door middel van bloedonderzoek is tijdens die periode heel waardevol in het kader van ziektepreventie. Omdat de kostprijs van individuele analyses flink kan oplopen, onderzocht dit project of een metabool profiel opgesteld kan worden aan de hand van gepoolde analyses op serum, en of gepoold onderzoek een meerwaarde geeft om ziekte te voorspellen.
Conclusie
Op basis van de resultaten bij 15 melkveebedrijven en literatuurgegevens werd een ‘metabole scan’ ontwikkeld: een praktische tool om een metabole doorlichting uit te voeren op het bedrijf aan de hand van gepoolde analyses op serum. Sinds november 2020 werd de metabole scan al op ruim 260 melkveebedrijven uitgevoerd. Tijdens het najaar van 2020 werden enkele workshops gegeven om de rundveedierenartsen wegwijs te maken in het gebruik van deze metabole scan. Slechts een deel van de geplande workshops kon doorgaan omwille van de covid-19-situatie. In het najaar van 2021 worden deze workshops hervat.
Biomarkers als hulpmiddel bij gedifferentieerd onderzoek abortusprotocol
Abortus bij rundvee kan heel wat verschillende oorzaken hebben. Voeding, genetica en allerlei infecties kunnen hierbij een rol spelen. Ongeboren kalveren kunnen in het laatste trimester van de dracht reageren op een infectie door de productie van antistoffen en acute-fase-proteïnen. Recent onderzoek heeft aangetoond dat een dergelijke stijging vooral merkbaar is na een bacteriële infectie. Deze biomarkers kunnen dus mogelijk helpen om een onderscheid te maken tussen een infectieuze en een niet-infectieuze abortus.
Doel van dit project was om na te gaan of het mogelijk is om een onderscheid te maken tussen bacteriële en niet-bacteriële abortus aan de hand van onderzoek op immunoglobulines, IgM en SAA.
Conclusie
De gemiddelde concentraties van immunoglobulines, IgM en SAA waren bij de groep bacteriële abortussen beduidend hoger dan bij de niet-bacteriële abortussen. Bij IgM sprong dit verschil het meest in het oog. Vooral voor bedrijven met een verhoogd aantal abortussen zonder duidelijke diagnose kan een onderzoek op deze biomarkers zinvol zijn. Dit onderzoek wordt – voorlopig – enkel uitgevoerd in het kader van de tweedelijnsopvolging vanuit DGZ.
Meer informatie over de afgesloten Veepeilerprojecten en de projecten die momenteel lopen, vind je in het activiteitenrapport.
Bron: naar DGZ – juni 2021