Ridderzuring vermenigvuldigt zich snel op grasland. Wanneer deze plant wordt ingekuild, heeft dat gevolgen voor de kwaliteit van kuil. Freddy Westrik is adviseur ruwvoer- en mineralenmanagement bij Agra-Matic uit Ede. Hij stelt dat met het oog op voederwaarde melkveehouders over het algemeen het liefst zo weinig mogelijk onkruiden in de kuil willen hebben.
“En dat is ook terecht. Als je dit terugvertaalt naar de weide, dan zie je ook dat de koe ridderzuring laat staan. Dit geeft aan dat de plant in de ogen van de koe niet smakelijk is. Als je de koe niets anders aanbiedt, dan zal die ook ridderzuring wel vreten, maar over het algemeen laat ‘m staan, in tegenstelling tot koeien en schapen.”
Koe eet ridderzuring liever niet
Ridderzuring heeft een bepaald aandeel tannine, oftewel natuurlijke gifstoffen, die de koe liever niet eet. Hierdoor kan er ook selectiegedrag bij het voerhek ontstaan, vooral als de kuil qua samenstelling grover is. “In het blad zit nog wel enige voederwaarde in de vorm van eiwit, maar in de stengel zit nagenoeg niets. Die is holler en bevat daarom meer zuurstof”, aldus Westrik. “Dus is er ook sprake van zuurstofinslag. Dit is bijvoorbeeld anders dan de paardenbloem, waarvan we weten dat er selenium in zit. Bovendien is het suikeraandeel in ridderzuring lager dan gras, wat de conservering niet zal stimuleren.”
Naar de exacte impact van ridderzuring op de conservering is volgens Westerik nooit onderzoek gedaan, maar als er de keuze is, zal de melkveehouder altijd kiezen voor voederwaarde. De adviseur van Agra-Matic wijst ook op het feit dat ridderzuring een kiemkrachtig onkruid is. “Als je ‘m al inkuilt, moet je meer gaan verzuren om de kiemkracht van de zaden te ontnemen.”
Ridderzuring is ook op het land invasief. Welke aanpak in bestrijding het meest efficiënt en effectief is, vindt Westerik thuishoren in het gesprekken tussen de loonwerker en de melkveehouder. Of je bespoten gewas überhaupt nog moet inkuilen, heeft volgens hem vooral met timing te maken.
Bespuiten op het juiste moment
“Bestrijdingsmiddelen worden na enige tijd afgebroken. Vaak kun je na een week of twee alweer maaien of weiden. Kijk goed naar het moment van bespuiting. Hoe hoger de temperaturen hoe effectiever die is. Dus dit is ook vooral een managementkeuze. Heb je een structureel maairegime, van bijvoorbeeld vierwekelijks maaien, dan rem je de groei van het onkruid als het ware al. Dan kun je er voor kiezen om ridderzuring in het najaar te pakken, als die voldoende blad heeft.”
Een plaatsspecifieke bespuiting is in de ogen van Westerik sowieso een interessante optie. “Ook omdat je de groei van andere gewassen niet belemmerd. Bovendien ligt middelengebruik over het algemeen onder een vergrootglas. Er blijft echter wel een kostenplaatje aan hangen.”
Westerik adviseert daarom ook om terug te gaan naar de basis en de vraag te stellen wat de oorzaak is van de opkomst van bijvoorbeeld ridderzuring. “Een bespuiting is natuurlijk reactief. Vaak zie je dat op percelen waar ridderzuring groeit, de bodemstructuur ook een aandachtspunt is. Als de af- en ontwatering van een perceel niet op orde is, kan een onkruid zich er makkelijker vestigen. Met deze kennis kun je proactief maatregelen nemen. Dit bevordert overigens ook weer de effectiviteit van een bespuiting, als dat wel nodig is, want met een goed wortelend gewas zal de afbraak van het middel sneller gaan en kun je eerder je ruwvoer inkuilen.”
Tekst en beeld: Martin de Vries