Het type kuilmaïs is weinig belangrijk voor de melkproductieresultaten op voorwaarde dat de VEM- en structuurvoorziening in orde zijn en het zetmeelgehalte in het rantsoen lager is dan 250 g/kg DS. Dat en nog veel meer besluit het ILVO-rundvee team uit recent onderzoek.
Als naar jaarlijkse gewoonte stelde ILVO ook nu weer het onderzoek uitgevoerd door het rundvee team op een informatie-namiddag aan de sector voor. Een eerste conclusie gaven we al bij de inleiding mee. Onderstaand de andere conclusies zoals geformuleerd door dierenarts Leen Vandaele, senior onderzoeker rundvee.
- De zetmeel- en eiwitbestendigheid van maïs nemen toe met 0,6% per percent hoger DS-gehalte. De belangrijkste invloedsfactor is evenwel de inkuilduur met een continue afbraak van eiwit tot ammoniak, waardoor de zetmeel- en eiwitbestendigheid afnemen met gemiddeld 1,5% per maand
- Lactobacillus buchneri-kuiladditieven remt broei bij uitkuilen van maïskuil maar zorgt niet voor betere dierprestaties bij Belgisch Witblauwe vaarzen.
- Selenomethionine-supplementatie resulteert in snellere en hogere excretie in melk dan seleniumgist en natriumseleniet bij melkkoeien.
- Wanneer voederureum gespreid verstrekt wordt, biedt slow release ureum geen voordelen t.o.v. gewoon voederureum bij productieve melkkoeien.
- Melkpoeder op basis van weipoeder-concentraat is een goed en goedkoper alternatief voor melkpoeder met 50% mager melkpoeder voor de opfok van Belgisch Witblauwe kalveren.
- Managementaanpassingen (hogere reinigingsfrequentie van het uitloopgedeelte of hogere strooiselfrequentie) in de PAS-vleesveestal resulteerden niet in lagere NH3-emissies. De NH3-emissiereducties bij een lege mestopslag in stal bij leegstand t.o.v. een blijvende mestopslag in de stal zijn beperkt.
Wilt u de volledige presentaties raadplegen klik dan hier
Presentaties
Bron: ILVO-rundvee team – 10 mei 2017