Geen Agridagen zonder seminaries. De tweejaarlijkse beurs in Ravels hield de traditie in eer en organiseerde opnieuw een seminarie melkveehouderij. Het thema dat de zaal deze keer achter de kiezen kreeg: Is 40 liter per koe melken, maatschappelijk verantwoord?
Vier panelleden mochten hun kijk op deze vraag delen. René van Buitenen, hoofdredacteur van ZuivelZicht – vakblad van de Nederlandse Zuivelorganisatie, de melkveehouders Luc Nouwen en Antoon Vissers, en vreemde eend in de bijt, Jelle Goossens van de ngo Rikolto (beter bekend onder de oude naam Vredeseilanden). De organisatoren hadden gehoopt ook een vertegenwoordiger van de retailsector aan de tafel te krijgen, maar zij stuurden hun kat. Het is spijtig om te moeten vaststellen dat een debat met de belangrijke schakels in de keten sommigen nog steeds angst inboezemt.
Iedereen stelt zijn eisen
Niet getreurd, René van Buitenen gaf een interessant overzicht van de verschillende partijen die hun eisen aan de melkveehouder stellen. De retail is er daar uiteraard één van, maar ze zijn niet alleen. Denk maar aan de overheid met haar eisen rond dierenwelzijn, milieu, duurzaamheid en gezondheid; de maatschappelijke organisaties zoals Wakker Dier, de Dierenbescherming, Greenpeace, Milieudefensie, Natuurmonumenten, Natuur en Milieu; de Nederlandse Zuivelketen en natuurlijk de consument. “Iedereen kan wel zijn eisen stellen”, benadrukte Van Buitenen, “maar het is de markt die bepaalt want het is de markt die de melkveehouder betaalt.”
Project variabele minimumprijs
Dat een faire prijs voor de melk niet meer dan normaal is, daar is ook Jelle Goossens van Rikolto zich van bewust. We kennen het vroegere Vredeseilanden misschien vooral van de ketenprojecten die ze voor boeren in het zuiden uitwerken, maar ook voor onze eigen melkveehouderij hebben ze de nodige aandacht. “De uitdagingen van de melkveehouders hier en ginder zijn dan ook gelijklopend”, startte Goossens. “In 2050 zullen we met meer dan 9 miljard mensen op deze wereld zijn. Allemaal mensen die gevoed moeten worden. We zullen 60 procent meer calorieën moeten produceren binnen 20 jaar en dat op een milieuverantwoorde manier. En de 28 procent van de wereldbevolking die van dichtbij of van ver bij de landbouw betrokken is, moet er ook nog zijn boterham mee verdienen. We kunnen deze uitdagingen aan de aanbodzijde aanpakken door betere productiviteit. Meer landbouwgrond bewerken is theoretisch mogelijk, maar in ons dichtbevolkte België is die groeimarge beperkt. In ontwikkelingslanden daarentegen kunnen we via productiviteit nog vooruitgang boeken. Aan de vraagzijde kunnen we werken door het voedselverlies terug te dringen, aan familieplanning doen om de bevolkingsgroei af te remmen en natuurlijk het dieet van de gemiddelde burger te bekijken. Vooral het aandeel dierlijke eiwitten daarin speelt een belangrijke rol.” Goossens vindt dat we technologisch zeker klaarstaan om deze uitdagingen het hoofd te bieden. “Irrigatiesystemen worden steeds performanter, met minder waterverlies tot gevolg, we weten hoe we bodemerosie kunnen tegengaan om de bodemvruchtbaarheid te waarborgen en we ontwikkelen performant zaaigoed dat tegen extreme weersomstandigheden bestand is. Daarnaast beschikken we over interessante data die helpen om voorspellingsmodellen te maken. De digitalisering van de landbouwsector staat niet stil.”
Maar volgens Goossens zijn wereldwijd de zakelijke modellen van de landbouwers niet klaar om al die technologie te implementeren. “We zien zes principes waarop we moeten focussen om toekomstgericht te werken: er moet meer samenwerking in de keten komen; de marktlinken moeten stabieler; er moet een fair en transparant beheer van de keten komen; de landbouwer moet toegang tot diensten en kennis hebben; innovatie moet op een inclusieve manier gebeuren zodat er niet voor boeren geïnnoveerd wordt maar samen met boeren; en resultaten moeten gemeten worden om er op die manier lessen uit te trekken en te kunnen bijsturen.”
Rikolto dacht na over een manier waarop ze antwoord kan bieden aan de sterk fluctuerende prijs van de melk. Hun oplossing: een gecompenseerde minimumprijs waarbij de prijs berekend wordt op basis van 90 procent van de gemiddelde prijs van de laatste drie. Om de wereldmarktwerking toch te laten doordringen in de prijs, wordt deze elke drie maanden aangepast. Op die manier neemt Rikolto de volatiliteit uit de markt en is de prijs een richtcijfer voor de producent: Kan ik voor deze prijs melk produceren? Goossens benadrukte nog dat de bedoeling van dit initiatief net is om voor elke schakel een win-win te creëren zonder dat er iemand de rekening gepresenteerd krijgt. Want iedereen heeft er belang bij dat de zuivelketen goed functioneert.
Twee melkveehouders aan het woord
Tijdens het seminarie werd er ruim aandacht besteed aan de praktijk. Hoe gaan melkveehouders dagdagelijks om met de uitdagingen? Luc Nouwen van de Sint-Jozefhoeve in uit Balen heeft 60 melkkoeien en 35 stuks jongvee. Naast de melkveeactiviteiten organiseert Luc teambuilding- en teamcoachingactiviteiten, en er komen geregeld scholen op bezoek. “Wij hebben ervoor gekozen om ons bedrijf zo uit te bouwen dat het door één persoon gerund kan worden”, lichtte Luc toe. “Dat vergroot de kans op een overnemer aangezien onze kinderen geen interesse in een overname hebben. Zoveel mogelijk melk met zo weinig mogelijk koeien en dat op een efficiënte manier, dat kan alleen met goeie genetica en goed management. Volgens Luc zijn er drie soorten boeren: zij die vandaag zien dat er morgen een koe ziek gaat worden, zij die vandaag zien dat er een koe ziek wordt en zij die vandaag zien dat er gisteren een koe ziek geworden is. “Preventief handelen is echt nodig en een goede begeleiding is daarin belangrijk. Ik probeer te vermijden dat mijn koeien ziek worden want dat kost me twee keer geld: een keer omdat ze minder melk geven en een keer omdat ik de veearts moet betalen. De gezondheidskost op ons bedrijf ligt op zo’n 8 procent van de variabele kosten.” Luc legt verder de nadruk op een goede voederconversie: “In de pluimvee- en de varkenshouderij zijn ze daar al jaren mee bezig. Wij hinken achterop. Nochtans bedraagt de voederkost zo’n 75 procent van onze variabele kosten. Dan is een goede voederconversie dus cruciaal. Als ik 12.000 kg melk met één koe kan produceren, dan zal die minder voeder eten dan wanneer ik twee koeien nodig heb om die 12.000 kg te produceren. En ook voor het milieu en de methaanuitstoot is één koe beter dan twee koeien.” Luc raadt de melkveehouder aan om ook buiten de eigen sector te kijken: “Ga eens naar een vergadering van Unizo of Voka, volg innovaties op en doe er aan mee. Zo zijn wij al een tijd bezig met A2 melk. Momenteel is er in Europa nog geen wetenschappelijke basis die aantoont dat deze melk minder koemelkallergie uitlokt dan gewone melk. In Nieuw-Zeeland houdt men daar wel al rekening mee. Maar wij doen toch mee in het verhaal. Het is innovatief, kost ons weinig energie en geld en indien er toch een positief besluit getrokken wordt, staan wij meteen klaar met onze productie.”
Antoon Vissers uit het Nederlandse Tholen sloeg een andere weg in. Zijn bedrijf telt 250 melkkoeien en 160 stuks jongvee. “Ons doel: momenteel 12.000 kg per koe per jaar melken en we willen naar 14.000 kg. Dat doen we niet met pieken van 60 of 70 l per dag maar we willen een stabiel hoge productie van 40 tot 45 l per koe per dag.” Net zoals bij Luc is er geen beweiding bij Antoon. “We zijn wel volledig omgeven door weide maar ook door water en de eerste en tweede snede wordt grotendeels opgegeten door ganzen.”
Beide melkveehouders gaan dus volop voor zoveel mogelijk liters per koe, omwille van efficiëntie, milieu, arbeid en opbrengst. Maar of de verschillende partijen die aan de melkveehouder hun eisen stellen, die zienswijze delen, dat is nog maar de vraag.
Bron: Hilde De Wachter – Melkveebedrijf maart 2018