Op 1 januari 2015 gaat het BVD-bestrijdingsprogramma van start. Dit programma heeft als doel om het BVD-virus in België uit te roeien. In een eerste artikel over dit onderwerp maakt DGZ andermaal duidelijk waarom BVD een halt dient toegeroepen te worden, hoe het plan ontstaan is en wat het stappenplan precies omvat.
Waarom BVD uitroeien?
Reeds enkele jaren is de sector vragende partij om de BVD-bestrijding verplicht te maken. De redenen hiervoor zijn velerlei, maar in de eerste plaats economisch van aard. BVD-circulatie kost de rundveehouderij namelijk handenvol geld. Naargelang de bron kunnen we de verliezen die de sector lijdt omwille van BVD-besmettingen inschatten op 15 tot 30 miljoen euro per jaar!
Er is bovendien de vaststelling dat een vrijwillige BVD-aanpak niet werkt en op lange termijn niet loont; bedrijven die vrij zijn lopen immers permanent een hoog risico op insleep wegens de hoge infectiegraad van BVD in België.
En ten slotte zijn er de positieve ervaringen in buurlanden zoals Duitsland, Luxemburg, Ierland, delen van het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland, etc. waar gelijkaardige programma’s lopen. In andere landen zoals Nederland denkt men er ook aan om BVD in een gezamenlijke aanpak op te nemen. Dit alles maakt dat België in de BVD-bestrijding niet kan achter blijven.
Ontstaan verplichte BVD-bestrijding
Het verplichte bestrijdingsprogramma komt er op vraag van de landbouworganisaties. Het ontwerp, de opvolging en de ondersteuning van het programma gebeuren door de sector, en het Sanitair Fonds zorgt voor bijkomende financiële ondersteuning.
De coördinatie van het programma is in handen van de technische werkgroep BVD die eind 2011 in het leven werd geroepen. Daarnaast zijn er diverse andere werkgroepen. De werkgroep BVD is het sturende orgaan en is samengesteld uit vertegenwoordigers van de landbouworganisaties (ABS, BB, FWA), de verenigingen (Arsia, DGZ), de overheid (FAVV, FOD Volksgezondheid, kabinet van Minister van Landbouw), de dierenartsenverenigingen (IVDB, VDV, UPV) en wetenschappelijke instellingen (CODA, faculteiten Diergeneeskunde Universiteiten Gent en Luik).
Het BVD-stappenplan
De sector is voor het ontwerp van het BVD-bestrijdingsprogramma niet over één nacht ijs gegaan. Een hele reeks discussies hebben geleid tot een stappenplan dat op zijn beurt vertaald is in een koninklijk besluit. Op 1 januari starten we met de eerste fase in de BVD-bestrijding die naar verwachting voor minstens twee jaar van toepassing zal zijn. Naargelang de vorderingen zullen verdere stappen worden ingevoerd.
Fase 1 van het programma omvat alle maatregelen die gelden vanaf 1 januari 2015, namelijk:
-
Vanaf 1 januari dienen alle pasgeboren kalveren in België binnen de 7 dagen na de geboorte onderzocht te worden op BVD-virus. Zo wil men de permanente BVD-dragers (of IPI’s) opsporen. De sector verkiest om hiertoe gebruik te maken van primo-oormerken voor weefselstaalname, de zogenaamde BVD-oormerken. Na het onderzoek wordt het BVD-statuut afgedrukt op het paspoort. Kalveren – inclusief kalveren bestemd voor de vleeskalverhouderij – kunnen het geboortebeslag niet meer verlaten zonder een IPI-vrij statuut.
-
Ook kalveren geboren na 1 januari 2015 en niet geboren in België moeten onderzocht worden op BVD-virus, tenzij ze over een geldig certificaat beschikken dat aantoont dat ze IPI-vrij zijn.
-
In geval van doodgeboorte of verwerping dient de veehouder zoals steeds de bedrijfsdierenarts te contacteren voor staalname binnen het abortusprotocol. De foetus of het doodgeboren kalf wordt dan o.a. onderzocht op het BVD-virus. Bij een positief virologisch resultaat van foetus of doodgeboren kalf, krijgt het moederdier het statuut ‘IPI-verdacht’. Het bloedstaal van het moederdier dat samen met de foetus of het doodgeboren kalf werd binnen gestuurd, wordt in dat geval ook automatisch onderzocht op het BVD-virus. In de meeste gevallen zal het moederdier negatief testen en krijgt deze het statuut ‘IPI-vrij door onderzoek’. Indien echter het moederdier positief test, dan krijgt zij het statuut ‘IPI’ toegekend.
-
Alle runderen krijgen een BVD-statuut toegewezen, raadpleegbaar voor alle partijen via Veeportaal.
-
Op basis van het onderzoek van pasgeboren kalveren krijgen de moeders van negatief geteste kalveren een IPI-vrije status (‘IPI-vrij door afstamming’). Moeders van positief geteste kalveren worden ‘IPI-verdacht’ en van deze dieren dient bloed genomen te worden voor BVD-onderzoek. Bij een negatief resultaat wordt dit moederdier ‘IPI-vrij door onderzoek’; in geval van een positieve test krijgt het moederdier het ‘IPI’-statuut.
-
Alle runderen die naar aanleiding van een BVD-onderzoek het statuut ‘IPI’ (= BVD-drager) toegekend krijgen, worden beperkt in hun bewegingen en geblokkeerd in Sanitel. Ook de dieren die het statuut ‘IPI-verdacht’ hebben, worden beperkt in hun bewegingen. Dit betekent dat deze dieren niet meer verhandeld kunnen worden of op de weide geplaatst. Enkel afvoer naar het slachthuis of het vilbeluik is toegelaten.
-
Voor alle verzamelingen van runderen moeten de dieren beschikken over een status ‘IPI-vrij door onderzoek’.
Meer vragen over het nakende BVD-programma? Raadpleeg de website www.stopbvd.be. Of neem contact op met de helpdesk (e-mail: helpdesk@dgz.be of tel. 078 05 05 23).