In de afgelopen 8 jaar onderzocht het Melkcontrolecentrum Vlaanderen (MCC) gemiddeld zo’n 30.000 kwartiermelkmonsters per jaar via standaard bacteriologische cultuur. Een overzicht van de verdeling van de meest prevalente mastitispathogenen leert dat het soort pathogenen al die jaren vrijwel ongewijzigd bleef.
Bij klinische mastitis zijn de voornaamste bacteriën nog steeds Escherichia coli en Streptococcus uberis, beiden omgevingsgebonden bacteriën, gevolgd door de koegebonden (besmettelijke) bacterie Staphylococcus aureus.
Bij de analyse van attentiekoeien worden de minder belangrijke Staphylococcus-soorten en Corynebacterium bovis het frequentst geïsoleerd. Daarbij stijgt de proportie van Staphylococcus-species de laatste jaren ten opzichte van C. bovis. De pathogenen met de grootste impact zijn echter Streptococcus uberis en Staphylococcus aureus, met een gelijkaardige prevalentie.
Dit jaar neemt het MCC een stijgende trend van het tankmelkcelgetal waar. “Melkveehouders die kampen met uiergezondheidsproblemen doen er goed aan om melkmonsters van bepaalde dieren bacteriologisch te laten onderzoeken. Niet enkel de behandeling kan immers verschillend zijn (vb. Escherichia coli ten opzichte van streptokokken/stafylokokken), ook de preventiemaatregelen waar uw bedrijf het meest mee gebaat is hangen sterk af van het meest prevalente type bacterie op uw bedrijf (vb. Strep. uberis/E. coli ten opzichte Staph. aureus)”, aldus wordt nog beklemtoond in de jongste e-nieuwsbrief van het MCC.
Bron: E-nieuwsbrief MCC – september 2016