Begin 2016 is de publicatie gepland van een nieuw KB aangaande de IBR-bestrijding. In de nieuwe fase van de IBR-bestrijding is het doorgroeien naar een IBR-vrij statuut noodzakelijk.
Het doorgroeien wordt gestimuleerd door verplichte steekproeven en screenings. Dieren geïnfecteerd met IBR worden geleidelijk aan beperkt in hun bewegingen en op termijn gekanaliseerd naar vleeskalverbedrijven en specifieke afmestbedrijven.
Wat verandert er in 2016?
Het huidige KB kent het I1-statuut toe aan bedrijven die niet voldoen aan de voorwaarden voor een I2-, I3- of I4-statuut. Op I1-bedrijven is weidegang verboden en kunnen dieren enkel afgevoerd worden rechtstreeks naar het slachthuis. Vanaf de publicatie van het nieuwe KB is het verboden om runderen te houden op I1-bedrijven. Deze aanpassing in de wetgeving was voor deze – relatief kleine – groep bedrijven nodig om de overige bedrijven die wel correct IBR bestrijden te beschermen.
Voor I2-bedrijven heeft het nieuwe KB tot gevolg dat elk van deze bedrijven vóór 1 juli 2016 een steekproef, de zogenaamde I2-opvolgingstest, moet uitvoeren. Deze I2-opvolgingstest is een bloedonderzoek (op IBR gE antistoffen) van geselecteerde runderen voornamelijk tussen 12 en 24 maanden oud. Het doel van deze steekproef is tweeërlei: enerzijds wil deze nagaan of de toegepaste vaccinatie op het I2-bedrijf werkzaam is en anderzijds een inschatting maken van de infectiegraad bij het jongvee. Er wordt verwacht dat het merendeel van deze I2-opvolgingstesten negatief zal zijn. Bedrijven met een gunstige opvolgingstest worden aangemoedigd om door te groeien naar een I3-statuut.
Bedrijven met geïnfecteerde dieren in deze steekproef verliezen daarentegen hun delegatie van vaccinatie. Dit betekent dat op deze bedrijven, ook binnen de bedrijfsbegeleiding, enkel de bedrijfsdierenarts de dieren mag vaccineren. Gezien er ondanks vaccinatie toch nog viruscirculatie is onder het jongvee, dienen veehouder en bedrijfsdierenarts samen de IBR-aanpak op het bedrijf bij te sturen. De I2-bedrijven zullen jaarlijks een I2-opvolgingstest moeten uitvoeren.
Wat vanaf 2017?
Een van de principes van IBR-bestrijding is het afzonderen en op termijn verwijderen van met IBR geïnfecteerde dieren. IBR-dragers zijn dieren die opgespoord worden via een IBR gE antistoffentest. Naar analogie met het BVD-programma zullen de IBR-dragers in 2017 geregistreerd worden in een nationale ‘IBR-databank’. Deze registratie is mogelijk gezien elk gE-positief dier levenslang drager is van het IBR-virus.
Wat vanaf 2018 en verder?
De verkoop van dieren aan bedrijven met een hoger statuut is vanaf 2018 niet meer mogelijk. Dieren van I2-bedrijven zullen steeds een verkooponderzoek moeten ondergaan. IBR-dragers kunnen enkel afgevoerd worden naar specifieke afmestbedrijven of rechtstreeks naar het slachthuis. Vanaf een nog te bepalen datum zullen gE-positieve dieren verplicht afgevoerd moeten worden.
Vanaf de derde I2-opvolgingstest is het noodzakelijk een volledige bedrijfsscreening van alle dieren ouder dan 12 maanden uit te voeren. Op die manier worden systematisch alle IBR-dragers opgespoord. Op I2-bedrijven zal IBR-vaccinatie moeten gebeuren door de bedrijfsdierenarts.