Topartikelen over kalvermelk
Kalvermelk
Het is zeer belangrijk om een kalf zo snel mogelijk biest te verstrekken. De opname van antistoffen daalt vanaf de geboorte van het kalf, maar is vooral na het 6e levensuur al drastisch gedaald. Als men de samenstelling van eerste biest vergelijkt met tweede en derde biest, ziet men toch enkele opmerkelijke verschillen. Waarom die verschillen er zijn is nog niet duidelijk, maar veldproeven tonen wel al aan dat kalveren die tweede en derde biest kregen veel beter groeiden en minder gezondheidsproblemen hadden in vergelijking met kalveren die enkel eerste biest kregen. De zogenaamde ‘transitiebiest’ heeft dus duidelijk een meerwaarde.
Na het geven van de biest kan gekozen worden voor koemelk of kunstmelk. Aan beide methodes kleven voor- en nadelen. Zo is koemelk overvloedig aanwezig, echter heeft kunstmelk het grote voordeel van een constante samenstelling van de melk. Koemelk kan daarbij ook ziektes als salmonella en paratuberculose overdragen. Er zijn drie criteria voor het spenen van de kalveren: De kalveren nemen water, ruwvoer en minimaal 800 gram krachtvoer op, Ze wegen 65-75 kg en de dieren zijn minimaal 6 weken oud
Wanneer kalvermelk aanbieden?
Vroeg spenen (6 weken) is veel minder goed dan laat spenen (8 weken). Onderzoekers gaan nog een stapje verder en gaven aan dat kalveren pas gespeend mogen worden wanneer ze 2 kilogram krachtvoer eten per dag. Deze hoeveelheid garandeert namelijk een groei van 1,2 kg per dag tijdens de eerste week na het spenen. Spenen moet hoe dan ook zeer geleidelijk gebeuren; in 2 tot 3 weken van maximale melkgift tot nul (artikel Melkveebedrijf feb. 2019).