Ook bij pasgekalfde vaarzen komen uiergezondheidsproblemen frequent voor. Met het oog op een betere preventie bespreken we daarom de risicofactoren.
Voer kalveren geen mastitismelk
Als kalveren melk van geïnfecteerde koeien gedronken hebben, blijven deze (koegebonden) bacteriën zeer lang aanwezig in de mond en neus van het kalf. Door het zuigen aan elkaars spenen kunnen deze bacteriën overgezet worden op de spenen en uier waaraan ze hebben gezogen. Het zuigen aan elkaars spenen kan beperkt worden door kalveren individueel te huisvesten bij het spenen of een neusring aan te brengen. Het voeren van melk met antibioticaresten van koeien die onder behandeling staan of hebben gestaan, dient eigenlijk altijd vermeden te worden. Het houdt niet enkel een risico in op overdracht van bacteriën, maar het heeft ook een negatieve invloed op de ontwikkeling van de pens en vergroot ook de kans op (resistentie)ontwikkeling van de maag- en darmflora van het kalf. Dit leidt vaak tot diarree en drijft het aantal behandelingsgevallen de hoogte in.
Goede vliegenbestrijding
Uierinfecties bij vaarzen kunnen ook veroorzaakt worden door bacteriën (meestal Staphylococcus aureus) die tijdens het weideseizoen via vliegen overgedragen worden. Dit zijn typisch vliegen die voorkomen op de weide (en dus minder de ‘stalvliegen’). Bij de vliegenbestrijding moet steeds goed gekeken worden welke producten gebruikt worden. De effectieve beschermingsduur verschilt immers sterk van product tot product (van 2 weken tot 2 maanden). Daarnaast trekken sommige dieren ook meer vliegen aan dan andere. Als de erg ‘aantrekkelijke’ dieren uit de groep verwijderd worden, ziet men vaak ook een daling van het aantal vliegen bij de kuddegenoten.
Vitamine- en mineralentekort
Vitamine- en mineralentekorten komen bij (drachtige) vaarzen nogal eens voor omdat vaarzen vaak een karig rantsoen krijgen met veel gras of weidegang. Tekorten aan vitaminen en mineralen ondermijnen zowel de algemene als lokale afweer van de dieren. Veel van deze mineralen en vitaminen worden opgeslagen in weefsels in het lichaam. Tekorten vóór het kalven kunnen daarom leiden tot grote tekorten en een hogere behoefte aan supplementatie na het kalven met als gevolg het ophouden van de nageboorte en baarmoederontstekingen die leiden tot een verminderde voeropname gevolgd door afbraak van lichaamsvet en productie van ketonen.
Deze ketonen hebben een negatieve invloed op de afweer waardoor de vaars gevoeliger wordt voor allerhande infecties. De stierkeuze speelt een zeer belangrijke rol in het probleemloos afkalven. Bij voorkeur wordt een stier gekozen die een fokwaarde voor geboortegemak heeft van minstens 102 (pinkenstier). Daarnaast heeft ook de conditie een belangrijke invloed. Vaarzen worden best geïnsemineerd op een gewicht van 370 tot 400 kg. Dat komt overeen met een borstomvang van ongeveer 170 centimeter en een lichaamsconditiescore van 3. Ze kalven best af op een lichaamsgewicht van 580 kg, wat overeenkomt met een lichaamsconditiescore van 3,5.
Drachtige vaarzen met uieroedeem hebben beduidend meer kans op (sub)klinische mastitis dan vaarzen zonder uieroedeem. Een energierijk rantsoen en hoge gehaltes aan natrium (bv. een rantsoen van lacterende koeien aangevuld met natriumbicarbonaat) werken het ontstaan van uieroedeem in de hand en moeten dus vermeden worden bij (hoog)drachtige vaarzen. Lichaamsconditieverlies in de laatste 40 dagen vóór afkalven werkt het ontstaan van uieroedeem immers ook in de hand.
Melk uitliggen
Het ‘uitliggen’ van melk voor het kalven vormt een groot risico op infectie. Indien vaarzen reeds melk uitliggen vóór het kalven worden deze daarom het best twee- tot driemaal daags gemolken. Zo worden eventuele afwijkingen aan de melk en/of uier snel gedetecteerd en kan vroegtijdig een behandeling ingezet worden.
Zorg voor een schone en comfortabele omgeving
Een droge en schone afkalfbox en omgeving voor de (drachtige) vaarzen zijn zeer belangrijk om infecties met typische omgevingsgebonden kiemen zoals Streptococcus uberis en Escherichia coli zoveel mogelijk te beperken. Vaak is de hygiëne van de huisvesting van de drachtige vaarzen ondermaats in vergelijking met de hygiëne bij de lacterende dieren.
Ook belangrijk in de algemene hygiëne van de vaars is het kort houden van de haren op staarten en uiers. Vaarzen die tussen lacterende koeien gehuisvest worden, worden aan een hogere infectiedruk blootgesteld en hebben daardoor een grotere kans op infectie.
Bij roosterliggers komt de uier met erg veel bacteriën in contact wat de kans op infectie uiteraard sterk verhoogd. Het vermijden van overbezetting tijdens de opfok en het voorzien van voldoende ligplaatsen zijn de belangrijkste maatregelen ter preventie van roosterliggers. Daarnaast zijn de afmetingen van de ligboxen zeer belangrijk en is het ook zinvol de ligboxen voldoende dik in te strooien zodat ze comfortabel kunnen liggen (zie tabel). Indien er voldoende ligruimte is, kunnen dwarsbalken op de roostervloer gemonteerd worden.
Vermijd stress rondom kalven
Stress onderdrukt de algemene afweer van de vaars. Verhuizen naar een andere locatie op de dag van afkalven, huisvesten van de hoogdrachtige vaarzen tussen de lacterende koeien, alle bedwingende maatregelen tijdens de eerste melkbeurten (bijvoorbeeld melkbeugel), …. zijn allemaal factoren die stress veroorzaken en het best dus zoveel mogelijk worden vermeden.