In februari 2017 deed LTO een oproep om afwijkend gedrag bij melkvee te melden. Tot maart 2018 kwamen via GD-Veekijker en het meldpunt ruim vijftig meldingen binnen over koppels koeien die zich tijdens de zomermaanden overdag verzamelden in één deel van de ligboxenstal. In opdracht van ZuivelNL voerde de GD een inventariserend onderzoek uit.
Het onderzoek bestond uit drie onderdelen:
- Literatuuronderzoek en gesprekken met deskundigen
- Bijhouden logboek
- 31 veehouders van de bedrijven met afwijkend gedrag werden telefonisch geënquêteerd (proefgroep). Bij elk bedrijf uit deze proefgroep werden 2 vergelijkbare bedrijven in dezelfde regio gezocht waar geen afwijkend gedrag werd waargenomen. Aan beide groepen werden vragen gesteld over meerdere factoren die te maken hebben met onder andere huisvesting, klimaat, apparatuur (bv. de aanwezigheid melkrobot, zonnepanelen), ongedierte en geluid. Ook is aan de veehouders gevraagd of ze specifieke maatregelen hebben genomen (bv. het meten van lekstroom) en zo ja, wat het effect hiervan was.
De deelnemende veehouders bleken uit 10 provincies afkomstig te zijn. Het fenomeen is dus niet beperkt tot één bepaalde regio in Nederland. Gemiddeld werd het gedrag sinds 4,5 jaar waargenomen, met een spreiding van één jaar tot meer dan tien jaar. De meerderheid van de veehouders gaf aan dat het afwijkende gedrag gepaard ging met klachten, zoals
- productiedaling (65 procent),
- klauwproblemen (52 procent)
- mastitis (19 procent).
Bij nagenoeg geen van de bedrijven trad problemen op bij het melken. Het afwijkende gedrag begon meestal in juni, trad overdag op en duurde gemiddelde zes tot acht uur per dag. Bij 74 procent van de bedrijven eindigde het afwijkende gedrag in het vierde kwartaal.
Bij het optreden bevond op 77 procent van de probleembedrijven meer dan 90 procent van de koeien zich aan één kant van de stal. Bij de meerderheid van de bedrijven stonden de koeien vooral in het noordelijke, noordoostelijke of noordwestelijke deel van de stal. Bij 65 procent van de bedrijven werd het afwijkend gedrag waargenomen bij felle zon en bij 45 procent bij warm/benauwd weer.
Uit de uiteindelijke analyse bleek ook dat het in gebruik nemen van een nieuwe stal en het hebben van ventilatoren in de stal verband hield met de problemen. Een relatie met een melkrobot kon niet worden bevestigd. De nieuwe stal kan mogelijk duiden op een aantal factoren die het gedrag kunnen veroorzaken zoals: lekstroom door niet voldoende aarding, apparaten die veel stroom gebruiken waardoor ook elektromagnetische velden (EMV) kunnen ontstaan, onbehagen van de koeien in een nieuwe omgeving, en het stalklimaat. Ook de ventilatoren kunnen duiden op een afwijkend stalklimaat (aangeschaft om het stalklimaat te verbeteren). Maar ventilatoren kunnen zelf (mede) oorzaak zijn van lekstroom.
Conclusies en adviezen
Uit het onderzoek kwamen meerdere risicofactoren naar voren, zoals het in gebruik nemen van een nieuwe stal en het hebben van ventilatoren, wat mogelijk duidt op een verandering in de apparatuur in een stal. Verder werd op de probleembedrijven vaker onderzoek gedaan naar lekstromen dan op de controlebedrijven en zijn er aanwijzingen dat insectendruk en afwijkend stalklimaat mogelijke risicofactoren zijn. Met de aanwezigheid van zonnepanelen op het bedrijf, of zendmasten en hoogspanningsleidingen in de directe omgeving van het melkveebedrijf werden geen associaties gevonden. Mogelijk heeft het afwijkende gedrag dus niet één oorzaak, en zijn de oorzaak/oorzaken per bedrijf verschillend.
Geadviseerd wordt om in eerste instantie onderzoek te doen naar de mogelijke rol van de volgende factoren: stalklimaat, insectendruk en aanwezigheid van lekstroom en/of elektromagnetische velden. Zeker wanneer voorafgaand aan het optreden van afwijkend gedrag een nieuwe stal in gebruik is genomen en/of een verandering heeft plaatsgevonden in de aanwezige apparatuur, is het zinvol te controleren of onder andere de aarding van de stal in orde is.