Het verhogen van de biodiversiteit in graslanden is een steeds belangrijker onderwerp in de melkveehouderij. Door het inpassen van zowel extensief als productief kruidenrijk grasland kun je als veehouder een bijdrage leveren aan de biodiversiteit binnen de melkveehouderij.
Tegelijkertijd is er op veen de blijvende uitdaging om voldoende draagkracht te creëren, zodat het grasland benut kan blijven voor begrazing in het voor- en najaar. Tot op heden was er nog weinig onderzoek gedaan naar de draagkracht van de verschillende typen kruidenrijk grasland op veen. In het kader van de PPS Ruwvoer, Bodem en Kringlooplandbouw is de draagkracht gemeten in een proef die is aangelegd op KTC Zegveld in 2018 in het najaar van 2021. Hieruit bleek dat kruiden de biodiversiteit kunnen bevorderen, maar dat kruiden niet altijd zorgen voor een hogere draagkracht in een perceel.
Proef draagkracht kruiden
De proef waarin de metingen zijn gedaan, was aangelegd met vijf mengsels in vijf herhalingen. De vijf mengsels waren een Engels raaigras als referentie voor regulier grasland, twee mengsels met productief kruidenrijk graslanden en twee mengsels met extensieve kruiden. Het is bekend dat de beworteling van kruidenrijke mengsels anders is dan de beworteling van graslanden met reguliere rassen. Kruidenrijke mengsels hebben veelal planten die een penwortel hebben en hierdoor dieper wortelen. Dit kan ook een effect op de draagkracht hebben, omdat de draagkracht van graslanden voor een deel verklaard wordt door de beworteling en de zode. Uit eerder onderzoek was al bekend dat diploïde grassen een hogere draagkracht hebben dan tetraploïde grassen.
Draagkracht meten
In de proef is er op twee verschillende manieren de draagkracht gemeten. Met de traditionele penetrometer en met de koeienpootmethode, waarbij een vallend gewicht gebruikt wordt. Bij de traditionele methode is er een significant verschil gevonden. Het referentiemengsel Engels raaigras had een hogere draagkracht dan de andere mengsels met kruiden. Met de koeienpoot methode, waarbij de insporing wordt gemeten, is er geen significant verschil gevonden. Hierbij is er gecorrigeerd voor het vochtgehalte in de bodem, aangezien dit een belangrijke factor is in het verklaren van draagkracht.
Zodevorming
Een verklaring zou kunnen zijn dat reguliere graslanden een dichtere zode hebben dan percelen met kruiden. Dit is onderzocht, maar er is geen significant verschil gevonden tussen de mengsels. Vaak kiest men in productieve kruidenrijke mengsels voor minder zodevormende grassen omdat deze minder concurrentie veroorzaken met de kruiden. Extensieve graslanden hebben over het algemeen een dichtere zode dan productieve graslanden. In deze proef zijn de extensieve mengsels echter intensief beheerd. Dat kan een reden zijn waarom er geen verschil in zodevorming is geconstateerd.
De conclusie is dat kruiden veel voordelen kunnen hebben voor het bevorderen van de biodiversiteit. Echter hoeven deze kruiden er niet voor te zorgen dat er ook een hogere draagkracht aanwezig is in een perceel.
Bron: WUR