De resultaten van de bedrijfseconomische Liba-boekhouding van 2015 zijn deels verwerkt. De tendensen van de gemiddelden werden geanalyseerd. 2015 is het slechtste jaar sinds lange tijd.
Blijkt dat het gemiddelde Liba-bedrijf gedurende 2015 maar liefst 14 procent meer melk leverde dan in 2014.
De bedrijven intensiveren t.o.v. de verschillende productiefactoren:
- Land: de productie per hectare stijgt boven de 20.000 liter FPCM (4% vet – 3,3% eiwit) per ha. Het gemiddelde opbrengstpotentiaal voor Vlaamse landbouwgrond varieert tussen de 18.000 en 20.000 l FPCM. Dit betekent dat het gemiddeld bedrijf over de grens van de eigen ruwvoerproductie groeit en dus mest moet afvoeren.
- Arbeid: de productie per arbeidskracht loopt de afgelopen 5 jaar op met 30 procent. De uitgaven voor personeel stegen de afgelopen jaren niet. Dus, er wordt (te) hard en (te) veel gewerkt op de Vlaamse melkveebedrijven.
- Kapitaal: het gemiddeld Liba-bedrijf heeft een correcte vermogenspositie met een solvabiliteit rond de 50 procent.
- Financieringsdruk: bedrijven die voer dienen aan te kopen en mest dienen af te zetten moeten elders in de bedrijfsvoering besparen. Dit door een lagere financieringsdruk op deze grondloze liters.
De melkprijsdaling ingezet in de loop van 2014 heeft zich in 2015 onverminderd doorgezet. De melkprijs ontvangen vanuit de melkerij bedroeg gemiddeld 29,27 euro per 100 l FPCM gedurende 2015. Hierdoor duikt de melkprijs onder de psychologische grens van 30 euro per 100 l FPCM.
Volgende éénmalige effecten wegen op het inkomen en de liquiditeit van de melkveebedrijven:
- superheffing: gemiddeld 1,25 euro/100 l FPCM; met sterke verschillen al naargelang de bedrijven;
- de gespreide betaling van de bedrijfstoeslag, waardoor deze in 2015 niet volledig ontvangen werd;
- de hoge lasten van belasting- en sociale bijdragen.
De omzet en aanwas bestaande uit de vleesproductie en het verschil tussen de totale waarde van de dieren op het begin en het einde van het boekjaar steeg met 0,95 euro/100 l FPCM t.o.v. 2014. Hierin steeg de aanwas met 1,32 euro/100 l FPCM terwijl de vleesopbrengst uit verkoop van koeien en kalveren daalde met 0,37 euro/100 l FPCM.
De variabele kosten vertonen een dalende trend. Hoofdoorzaak is de daling van de krachtvoerkost. Vooral het eiwitaandeel in onze rantsoenen is fors goedkoper geworden. De kg DVE-toeslag berekent door Wageningen Universiteit daalde met 34 procent van 116,5 eurocent/kg DVE-toeslag (13-01-2015) naar 77,8 eurocent/kg DVE toeslag (15-12-2015). De kg VEM-prijs steeg met 25 procent van 10,5 eurocent/kg VEM naar 13,5 eurocent/kg VEM.
Daarnaast stijgen de vaste kosten op bedrijfsniveau. Per liter meetmelk blijven de vast kosten echter wel gelijk. Door de groei weten bedrijven hun vaste kosten (pacht, onderhoud, enz.) onder controle te houden.
Zowel per liter meetmelk als in totaal draaiden de bedrijven negatieve beschikbare middelen. Op het gemiddeld bedrijf is er dus privégeld in de bedrijfsvoering geschoven. Wel zien we dat bedrijven door te groeien hun totale cashflow en beschikbare middelen op peil weten te houden. De cashflow en beschikbare middelen per liter meetmelk lopen daarentegen wel terug. Dit geeft aan dat de melkveebedrijven vatbaarder worden voor een melkprijscrisis.