De groei en ontwikkeling van mais wordt in belangrijke mate bepaald door de temperatuursom. Daarnaast spelen de omgevingsfactoren zoals daglengte, lichtintensiteit, vochtvoorziening en nutriëntenvoorziening natuurlijk ook een belangrijke rol. Ruwvoerspecialist Leo Tjoonk van Agrifirm geeft uitleg over de groei en ontwikkeling en sluit af met een tip voor het bepalen van het juiste oogstmoment.
Lage temperatuur in voorjaar remt de groei van de mais
Bij temperaturen van 15oC en lager neemt met name bij jonge maïsplanten de activiteit van groeiprocessen sterk af. Vooral in combinatie met een hoge lichtintensiteit kan een sterke geelverkleuring van het gewas optreden doordat de vorming van bladgroen achterwege blijft. Ook kan als gevolg van fosfaatgebrek de plant paars. Bij stijging van de temperatuur is fosfaat weer beter beschikbaar en verdwijnen de verkleuringen. Vaak heeft echter het gewas ook tijd nodig om te herstellen van koude periodes.
Door de goede weersomstandigheden na het zaaien heeft de laat gezaaide snijmais dit jaar nauwelijks groeiachterstand opgelopen.
Latere zaai leidt tot langere planten
Mais is een korte-dagplant. Dat betekent dat ze sneller in bloei komt bij kortere dagen. De reactie op de daglengte is rasafhankelijk. Zo hebben vroege rassen in het algemeen minder behoefte aan korte dagen dan laatrijpe rassen. Langere dagen in de periode tot aan het 4-5 blad-stadium leiden in het algemeen tot meer bladeren per plant en langere planten. Dit is onder meer het geval bij verlate zaai.
Hogere lichtintensiteit in het najaar geeft hogere voederwaarde van de mais
Tijdens het assimilatieproces wordt lichtenergie omgezet in koolhydraten. De totale hoeveelheid licht die de plant in het groeiseizoen opvangt, hangt in sterke mate af van de weersomstandigheden. Door de in vergelijking met andere gewassen relatief trage jeugdontwikkeling laat mais in de voorzomer veel licht onbenut. Pas eind juni, begin juli is er sprake van een volledige lichtonderschepping. Daardoor is de potentiële productie van mais iets lager dan van gewassen met een langer groeiseizoen. Mais is echter een C4-gewas. Dat betekent dat het licht ook bij hoge temperaturen en hoge lichtintensiteit nog efficiënt wordt gebruikt. In het najaar neemt de lichtintensiteit af. Gemiddeld is in Nederland ongeveer 10 oktober de lichtintensiteit dusdanig laag dat er geen extra productie meer plaatsvindt. Ook de verteerbaarheid van de totale plant zal dan niet meer toenemen.
Naarmate we echter een relatief zonnig, maar koud weer hebben in het najaar kan de instraling voldoende hoog zijn om de productie op gang te houden zodat het kolfaandeel hoger wordt. Het zetmeelgehalte en de voederwaarde van de gehele plant zijn dan eveneens hoger.
Goede vochtvoorziening tijdens bloei leidt tot hoger kolfaandeel
Tussen gewasproductie en waterverbruik bestaat een direct verband. In Nederland heeft mais een vochtbehoefte van 160 à 190 liter per kg oogstbare drogestof. Bij mais is een vochttekort omstreeks de bloei zeer schadelijk. Droogte tijdens de bloei leidt tot een slechte korrelzetting en dus ook tot een laag kolfaandeel en een laag zetmeelgehalte. Bij de bloei is het vochtverbruik maximaal. Beregenen van snijmais is juist in die periode het meest efficiënt.
Op zandgrond is de productie in het algemeen sterk afhankelijk van de vochtvoorziening gedurende het groeiseizoen. Bij onvoldoende vocht sluit de plant de huidmondjes geheel of gedeeltelijk waardoor de productie en de opname van nutriënten terugloopt. Bij droogte na de bloei zal de korrelvulling minder goed verlopen. Droogte en de daarmee gepaard gaande hogere gewastemperatuur leidt ook tot een versnelde veroudering van de celwanden en daarmee tot een lagere celwandverteerbaarheid. In welke mate de gewasgroei hierdoor wordt beïnvloed hangt af van de bewortelingsdiepte, de hoeveelheid gemakkelijk beschikbaar vocht in het doorwortelde profiel en het verdampingsniveau.
Hoge temperaturen in najaar versnellen het verouderingsproces
Bij hoge temperaturen in het najaar gaat het verouderingsproces van de celwanden sneller, waardoor de celwandverteerbaarheid dan sneller afneemt. De optimumtemperatuur voor het fotosyntheseproces ligt tussen 25 en 30 oC. De minimum en maximum temperatuur bedragen respectievelijk 8 en 40 oC.
Temperatuursom bepaalt bloei en afrijping van mais
De temperatuur beïnvloedt in sterke mate de ontwikkeling en groei van het gewas. Bij hogere temperaturen zal de mais sneller kiemen en vroeger bloeien. Een vroeger bloeiend gewas zal ook een hoger kolfaandeel en daarmee een hoger zetmeelgehalte en voederwaarde opleveren. Ook de afrijping verloopt bij een hogere temperatuur sneller waardoor er eerder geoogst kan worden. Uit ouder onderzoek komt naar voren dat de temperatuursom (temperatuur vanaf >6oC, gemeten vanaf de dag van zaai) een goede graadmeter is voor de ontwikkeling van de maisplant. Globaal kan worden gesteld dat snijmais oogstrijp is wanneer de totale temperatuursom in de buurt komt van 1500 oC. Het bloeitijdstip ligt in de buurt van 830 oC.
In de app van de maismonitor vermeldt Agrifirm wekelijks de temperatuursom, dus doe daar je voordeel mee om het juiste oogstmoment in te schatten.
Bron: Agrifirm